Prikkels in perspectief
Denk eens terug aan de laatste keer dat je in de trein zat.1 Kun je je nog voor de geest halen wat iedereen in die treincoupé aan het doen was? Haal nu eens terug, gewoon vanuit je eerste ingeving, wat het grootste gedeelte van je medereizigers bezighield. Was het slapen, eten, muziek luisteren, lezen, naar buiten kijken, op een laptop werken? Of was het misschien iets anders? Mijn ervaring is dat de meeste mensen in de trein tegenwoordig swipen.
De swiper
De swiper is direct te herkennen aan de smartphone in zijn hand en een ietwat gebogen hoofd. Misschien heb je weleens het voorrecht gehad om live mee te kunnen kijken naar wat zo’n swiper nou precies doet op zijn telefoon. Meestal zit er weinig lijn in het geswipe. De persoon in kwestie lijkt niet echt een doel te hebben en veegt maar wat heen en weer. Facebook gaat bijvoorbeeld open en er wordt hard naar beneden gescrold, waaruit je kunt opmaken dat hij de veertig bovenste posts niet zo lang geleden al heeft bekeken en nu nagaat of er verder naar beneden nog iets interessants staat. Vaak is dit een vruchteloze poging en gaat Facebook weer dicht, om talloze felgekleurde icoontjes langs te gaan en bijvoorbeeld een nieuws-app te vinden. Hier is het vaak hetzelfde verhaal: het meeste is al gelezen en dus eindigt de swiper op de roddel- en achterklappagina.
Als ik met een swiper meekijk, voel ik de verveling en de sleur bijna door mijn eigen lichaam trekken. Ik weet natuurlijk nooit hoe het voor die persoon zelf is, maar als ik dit zich zie voltrekken, herinnert het mij aan een tijd waarin ik niet lekker in mijn vel zat: ik was overwerkt, gestrest en ongelukkig en ik vulde die leegte met elke prikkel die mijn smartphone me kon bieden. Het zal voor elke swiper anders zijn, maar echt gelukkig komen ze niet op me over. Weten ze zelf eigenlijk wel wat ze zoeken in dat apparaat?
In zijn boek The wisdom of insecurity schrijft Alan Watts, een bekende Britse schrijver en filosoof, het volgende over mobiele apparaten en andere prikkelbronnen en hoe die ons in een staat van orgasme-zonder-opluchting kunnen brengen.
“…the ‘brainy’ economy…is a fantastic vicious circle which must either manufacture more and more pleasures or collapse–providing a constant titillation of the ears, eyes, and nerve ends with incessant streams of almost inescapable noise and visual distractions. The perfect ‘subject’ for the aims of this economy is the person who continuously itches his ears with the radio, preferably using the portable kind which can go with him at all hours and in all places. His eyes flit without rest from television screen, to newspaper, to magazine, keeping him in a sort of orgasm-without-release through a series of teasing glimpses of shiny automobiles, shiny female bodies, and other sensuous surfaces…”
Misschien komt bovenstaande beschrijving jou ook akelig bekend voor. Het gaat over de volledige verslaving aan prikkels die zich meester heeft gemaakt van de meeste mensen in deze maatschappij. Tegelijkertijd is er ook iets out of place in die quote hierboven. Had Watts het nou over een portable radio? Jazeker, hij schreef dit boek namelijk in 1953! Toen al zag Watts hoe bizar verslaafd we met zijn allen zijn aan prikkels waarvan we denken dat ze ons gelukkig kunnen maken. Ook waarschuwde hij dat diezelfde prikkels ons dat geluk nooit zouden gaan brengen. Ze bezorgen ons hooguit een tijdelijk gevoel van blijdschap. Het is tegenwoordig makkelijker dan ooit om je te verliezen in de constante stroom aan prikkels die overal wordt aangeboden. Maar waarom grijpen we voortdurend weer naar die telefoon en naar andere prikkel-producerende bronnen?
Op zoek naar plezier en erkenning
Zoals bij elke verslaving speelt het hormoon dopamine ook hier een belangrijke rol. Elke keer als je plezier ervaart, wordt er een beetje dopamine vrijgelaten op een plek in je hersenen die de nucleus accumbens heet[i]. Dit gebeurt bijvoorbeeld als je een heerlijk maal naar binnen werkt of met een spetterend orgasme klaarkomt. Je eigen systeem beloont zo jouw gedrag dat het doorgeven van je genen bevordert: overleven en voortplanten. Dat vrijkomen van die dopamine voelt zo lekker dat je daar al gauw meer van wilt. Zo kunnen verslavingen ontstaan. Het meest zichtbaar en het best te begrijpen zijn verslavingen die direct extra dopamine naar dit hersengebied doen vloeien, zoals bij veel drugsgebruik het geval is. In zo’n geval word je ‘beloond’ voor een activiteit die helemaal niet bevorderend is voor je leven, want de meeste drugs zijn schadelijk. Vroeger dacht men daarom dat je alleen verslaafd kon zijn aan middelen als drank en drugs, maar tegenwoordig weten we dat dit net zo goed mogelijk is met juist die zaken die eigenlijk goed voor je zijn, zoals voeding en seks, wanneer je daar te veel van tot je neemt. Overeten en seksverslaving komen daaruit voort.
Bij overmatig telefoongebruik is eenzelfde principe aan de gang. Je mail checken en je Facebook-feed bekijken op je smartphone is op zich een prima bezigheid. Maar als je in een half uurtje reizen met de trein drie keer je mail checkt, twee keer je banksaldo controleert en jezelf betrapt op ver doorscrollen op socialmediafeeds omdat je die bovenste posts allemaal al had gezien, dan is je gedrag minder gezond. Elke keer dat je je telefoon uit automatisme uit je zakt haalt of als je aan het swipen slaat, ben je eigenlijk als een lichtverslaafde op zoek naar een shot dopamine. Je wilt de lol van lachen om een kattenfilmpje op Facebook ervaren, je wilt erkenning krijgen door eindelijk een positieve reactie te lezen op je open sollicitatie of je wilt waardering van anderen in de vorm van likes op je LinkedIn- of Instagram-post. Een swiper is in zijn telefoon op zoek naar plezier, bevestiging en waardering en het bijbehorende dopamineshot. Maar kunnen onze hersenen die onophoudelijke speurtocht naar fijne prikkels wel aan?
Prikkels in perspectief
Onze hersenen zijn gedurende honderden miljoenen jaren geëvolueerd en in die tijd zo goed mogelijk op de omgeving afgestemd geraakt. Survival of the fittest: wie zich steeds weer het best aanpaste aan een veranderende omgeving, overleefde het. Maar de schaal waarop evolutie werkt, is die van honderdduizenden jaren en een blijvende evolutionaire verandering is vaak pas na een miljoen jaar te onderscheiden.[ii] Op een enkele meteorietinslag na veranderde er ook niet zo plotseling iets in de leefomgeving op aarde, dus dit tempo van de evolutie was prima. De omgeving waar we nu echter in leven, is ongekend snel veranderd als je de evolutionaire schaal in gedachten houdt: we kennen nog maar 5000 jaar het schrift, 120 jaar radio, 90 jaar televisie, 25 jaar het internet en 18 jaar de smartphone. Die tijdspannen zijn niets als je beseft dat de mens al zo’n 200.000 jaar geleden ontstond en dat de reptielen uit wie we voortkomen en met wie we de onderste lagen in ons brein delen (ook wel het ‘reptielenbrein’ genoemd) 310 miljoen jaar geleden in de wereld kwamen.
Het grootste gedeelte van de tijd waarin onze hersenen zich gevormd hebben waren er dus weinig prikkels om ons heen, en nu ineens zijn ze overal. Als je ter vergelijking een wc-rol helemaal uit zou rollen om de periode van het ontstaan van de mens tot nu te representeren, dan staat van de 200 velletjes, die samen 24 meter lang zijn (bijna de lengte van een basketbalveld), slechts de laatste 2 millimeter van het laatste papiertje gelijk aan de periode dat de smartphone bestaat. Neem je het ontstaan van reptielen als beginpunt, dan is de smartphoneperiode niet eens meer in hele millimeters uit te drukken, want dan staat slechts de dikte van een laagje van een toiletpapiertje voor de periode dat we de smartphone hebben, althans als het papier zo flinterdun zou zijn dat een normaal toiletpapiertje uit 250 laagjes bestond! Zie de afbeelding hieronder voor een schematische weergave hiervan.
Onze opa’s en oma’s (of wellicht hun ouders of grootouders) zullen momenten gehad hebben dat ze samen aan tafel zaten, niks meer tegen elkaar te zeggen hadden, enkel het tikken van een klok op de achtergrond hoorden en verder hun volle aandacht bij hun eten konden hebben. Misschien dachten ze wel aan dingen, maar er waren geen externe afleidingen. Zo nu en dan zullen ze ook geproefd en gevoeld hebben wat ze in hun mond staken, zonder met iets anders bezig te zijn. Deze manier van leven, van zijn, is in de huidige maatschappij welhaast ondenkbaar. Om dit te ervaren moest ik een achtweekse meditatiecursus volgen waarin mij het principe van eten met volle aandacht werd aangereikt. Ik wist niet wat ik meemaakte toen ik dat voor het eerst deed. Wat was dat een bijzondere manier van eten. Veel rijker en gelaagder. En saaier! Wat duurde eten lang op deze manier…
Dit sentiment merk ik ook om me heen. Een brugklasser aan wie ik bijles gaf, vertelde me ooit dat hij op vakantie in de bus zat en zijn gameboy het niet deed. Hij moest 45 hele minuten niks doen! Hij werd ‘he-le-maal gek’ zei hij. Ik dacht dat het met mij al erg gesteld was, maar deze jongen zat er nog wat dieper in. Het is tekenend voor hoe we als maatschappij met tijd en informatie omgaan. Elk moment moet gevuld met prikkels.2 We kunnen alleen totaal niet meer in perspectief zien wat onze hersenen eigenlijk aankunnen qua informatieverwerking. Waarschijnlijk besef je niet dat de hoeveelheid informatie die je binnenkrijgt als je een hele week The New York Times leest, dezelfde hoeveelheid informatie is die een gemiddelde persoon in de zeventiende eeuw in zijn hele leven binnenkreeg.
Uiteraard heeft dit consequenties voor ons als mens. Meer daarover lees je later in een nieuwe blog of nu direct in mijn boek ‘Helemaal naar de meditering’ waaruit deze blog een overgenomen en bewerkt gedeelte is. Lees hier meer of bestel hem hier op Bol.com
- Als je dit toevallig nu in de trein leest, ben goed af, want dan kun je direct empirisch onderzoek doen. Hou je vast, dit wordt leuk!
back
- Geef eens eerlijk toe: hoe zeer baal jij als je op de wc zit en erachter komt dat je je telefoon niet bij je hebt?
back
[i] https://www.helpguide.org/harvard/how-addiction-hijacks-the-brain.htm
[ii] https://phys.org/news/2011-08-fast-evolutionary-million-years.html